SPECIAL - Euforie en tragedie bij Ferrari: wereldkampioen en hoe macht, ego en angst het team verlammen
In dit artikel:
Het afgelopen weekend legde de scherpe tegenstelling binnen Ferrari opnieuw bloot: in Maranello vieren ze een sensationele triomf in de endurancewereld — met na drie opeenvolgende overwinningen in de 24 Uur van Le Mans nu ook de FIA WEC-titel dit seizoen — terwijl de Formule 1-tak blijft worstelen. Dat endurance‑succes is des te opvallender omdat Ferrari drie jaar geleden pas na vijftig jaar afwezigheid terugkeerde in de langeafstandsracerij en zich sindsdien kon meten met iconen als Porsche en het eerder dominante Toyota.
Tegelijkertijd stokt het F1‑verhaal. De ploeg zou op papier alles in huis hebben: volgens de columnist een capabele teambaas in Frederic Vasseur, topcoureurs (onder wie Charles Leclerc en, zoals in het stuk vermeld, Lewis Hamilton) en ruime financiële middelen. Toch ontbreekt het aan het ultieme kampioenschap. Als belangrijke oorzaken worden interne cultuurproblemen genoemd: een reflex van schuld afschuiven, angst voor verantwoordelijkheid en een bureaucratische werkwijze die creativiteit en besluitvaardigheid ondermijnt.
Een kantelpunt in de kritiek is het publieke optreden van president John Elkann na de ramp in São Paulo, waarin hij de rijders terechtwees met de zin: "De coureurs moeten zich concentreren op het rijden en minder praten." Die uitspraak, zo stelt het artikel, illustreert gebrek aan leiderschap en voedt een cultuur waarin men meer bezig is met het imago dan met heldere, eerlijke analyse. De schrijver contrasteert de vrijheid en het vertrouwen die het WEC‑project kreeg — en die tot succes leidden — met de strakke controle en wantrouwen binnen de F1‑afdeling.
Ook structurele problemen komen aan bod: sinds 2008 zes teambazen, interne kennisverlies door telkens opnieuw te beginnen, en het bevriezen van initiatief sinds de motorafspraak met de FIA in 2019. Besluiteloosheid bij strategie, trage pitstops en een neiging tot imago‑beheer boven feiten zouden voortkomen uit dat systeem.
De reacties van Leclerc en Hamilton worden als beheerst beschreven; Hamilton zei expliciet: "Ik steun mijn team. Ik geef niet op." Zijn houding wordt voorgesteld als voorbeeld van verantwoordelijkheid zonder angst — precies wat Ferrari volgens de auteur nodig heeft. Conclusie: Ferrari beschikt over middelen, talent en geschiedenis, maar ontbreekt het aan moed om intern de spiegel voor te houden, continuïteit te organiseren en bestuurders en ingenieurs echt te vertrouwen. Zonder die culturele omslag blijft het merk sterk in uitstraling maar kwetsbaar in resultaat. Forza Ferrari!